#openup: Mijn sportverslaving maakt meer kapot dan me lief is

Een zweetdruppel prikt in mijn oog. Het vocht glijdt over mijn rug, borsten en buik. Ik hef de halters nog een laatste keer omhoog. De zoveelste pijnscheut gaat door mijn nek. Mijn half uur zit er eindelijk op. Ik leg de halters neer en breng mijn hand naar mijn nek. De pijn wordt met de dag erger. Ik vermoed dat trainingen met twee halters van zeven kilo ietwat aan de zware kant zijn voor een kleine, tenger gebouwde vrouw. Maar als ik een training eenmaal heb verzwaard, mag ik geen stap meer terug doen.

Het is nu kwart voor zeven in de ochtend en ik ben alweer toe aan slaap. Ik ben te laat op bed gegaan, te vroeg opgestaan. Alweer. Maar ik heb nu geen tijd om moe te zijn. Ik moet nog een uur op de hometrainer, vol gas, in de zestiende versnelling. Ik negeer de pijn in mijn knieën, waar ik al een paar maanden last van heb. Na mijn fiets-uur, sprint ik met twee treden tegelijk de trap af. Ik moet snel het zweet van mijn lichaam wassen, ontbijten, een broodtrommel klaarmaken, autoramen krabben en maken dat ik wegkom.

Altijd in tijdnood

Ik ben een asociale bumperklever. Maar dat ik me zo gedraag, is de schuld van de chauffeur voor me. Ik heb geen tijd voor zijn getreuzel. Geen geduld met een vrachtwagen die een andere vrachtwagen inhaalt. Wanneer de chauffeur eindelijk weer naar de rechter baan stuurt, trap ik het gaspedaal tot de bodem in. Ik moet de verloren tijd inhalen. In het voorbijrijden geef ik de rotzak een middelvinger. Daarna zwaai ik het stuur wild naar rechts, zonder richting aan te geven, en schiet vlak voor de neus van de vrachtwagen langs. Mijn snelheidsmeter loopt op tot vijfentwintig kilometer boven de toegestane snelheid. Fuck de verkeersregels. Mijn belangrijkste leefregel is dat je de verkeersregels mag overtreden zolang de politie het niet ziet.

Vandaag ben ik maar tien minuten te laat. Omdat mijn stagebegeleidster ’s ochtends andere bezigheden heeft, ziet ze niet dat ik elke dag te laat kom. Toch schaam ik me wel. Ik neem mezelf elke dag voor om op tijd te komen, maar elke poging mislukt. Als ik eerder opsta, gebruik ik deze extra tijd om langer te sporten. Mezelf afremmen lukt niet.

Altijd denken aan beweging

Tijdens een stagedag gaat er geen kwartier voorbij zonder dat ik denk aan de wandeling die ik aan het eind van de middag kan maken. Nog een paar uur volhouden. In mijn pauze zoek ik even afleiding op facebook. Wanneer ik zie dat één van mijn facebookvrienden de resultaten van een hardloopsessie heeft gepost, scrol ik gauw door. Als ik zo’n bericht bekijk, voel ik een sterke competitiedrang en moet ik vandaag langer en intensiever sporten dan die ander. Zolang ik niet weet wat anderen doen, hoef ik ook geen wedstrijden van hen te winnen.

Een avond niet sporten is geen optie

Sport is een vast onderdeel van mijn avondprogramma: fietsen, zwemmen of badminton. Ik mag nooit korter dan een half uur, anders wordt de onrust in mijn benen en hoofd ondraaglijk. Dan ben ik niet meer aanspreekbaar, gaat mijn lichaam trillen van verlangen en krijg ik woede-uitbarstingen. Ik moet. Al moet ik hiervoor belangrijke studieopdrachten schrappen, gezellige uitjes overslaan of na zo’n uitje tot na middernacht door sporten. Vermoeidheid, pijn, ziekte of verplichtingen mogen nooit een excuus zijn om het sporten over te slaan of te beperken. En dan zit er thuis ook nog een echtgenoot op de bank die aandacht wil. Alsof ik naast het sporten en een parttime stage nog tijd heb om een relatie te onderhouden. Ik heb niet eens genoeg tijd voor het huishouden en om te slapen. Met een beetje geluk kan ik straks zesenhalf uur slaap pakken, voordat ik weer moet opstaan om verder te sporten. Mijn man is het zó zat dat ik hem elke dag verwaarloos vanwege het sporten, dat hij me voor een hele avond een fietsverbod oplegt. Hier gaat hij nog spijt van krijgen. Ik laat me mijn eerste levensbehoefte niet afpakken. En dus krijg ik mijn zin. Ik ga extra lang op de hometrainer, om de stress van deze ruzie te verwerken. Ik ga dus wéér te laat naar bed.

Verslaving?

“Nee hoor, ik heb geen sportverslaving,” zeg ik tegen de psycholoog. “Ik heb gewoon heel goede redenen om veel te sporten.” “En ik heb geen alcoholverslaving,” antwoordt de psycholoog. “Ik heb gewoon heel goede redenen om elke dag drie flessen wijn te drinken.” 1-0 voor haar.

Ik kan het niet meer ontkennen: mijn sportgedrag is niet gezond, ik sloop er mijn leven mee. Sport is mijn belangrijkste manier om met stress om te gaan, maar het levert ook nieuwe stress op. Ik sport zo veel en zo dwangmatig, dat het zorgt voor een studieachterstand, huwelijksproblemen, een onbevredigend sociaal leven en langdurige blessures. De stress die dit met zich meebrengt, probeer ik te hanteren door nog meer te sporten. En zo is het cirkeltje rond. Sport is zowel een oplossing als onderdeel van het probleem.

De afgelopen maanden heb ik minder gesport dan ik gewend was. Ik heb mijn studie opgepakt en kom elke dag op tijd op mijn nieuwe stageplek. Ik sport nog steeds veel en dwangmatig, maar de eerste stapjes vooruit zijn al wel gezet. Kleine, voorzichtige stapjes. Want ik moet natuurlijk niet te hard gaan rennen.

 

Meer ervaringsverhalen