Lief nichtje,

Als ik in mijn werk gesprekken voer over moeilijke of ingewikkelde onderwerpen, vraag ik mijn gesprekspartners vaak het volgende: Als je dit aan je kleine nichtje uit zou leggen, hoe zou je dat dan doen? Het kleine nichtje denkt niet in grote woorden die, naar mijn idee, vaak gebruikt worden zonder dat we er ons van bewust zijn wat ze eigenlijk betekenen. Het kleine nichtje denkt niet in woorden als ‘persoonlijkheidsstoornis’, 'dissociatie’ of ‘depersonalisatie’. Ze denkt ook niet in woorden als ‘psychisch’, ‘gezondheidszorg’ of ‘zelfmoord’. Dit betekent echter niet dat ze de dingen niet begrijpt – begrijpen kunnen we allemaal, als we het maar uitleggen in een taal die we snappen.

Lief nichtje,

Gisteren zag je me weer huilen. Wat zal je wel niet denken! Dikke tranen rolden over mijn wangen. Ik keek een beetje gek uit mijn ogen en ik ademde raar. Een beetje zoals die keer dat je struikelde en op je handen viel, tijdens het springtouwen. Weet je dat nog? Alleen was ik niet aan het springtouwen.

Vaak voelt het alsof het heel hard waait in mijn lichaam. Alles rammelt, mijn hart gaat heel erg snel en ik heb een beetje zweet in mijn handen. Een beetje zoals je je voelt wanneer je heel hard van een berg af rent. Buiten adem. Alleen gebeurt dat bij mij als ik op een stoel zit, als ik net wakker word, als ik door de stad wandel of als ik televisie kijk. Gek hè? Het liefst kruip ik dan ver weg, onder de dekens, maar dat gaat niet altijd.

Ik moet dan om heel veel dingen huilen en ik voel me bang. Bang en boos. Het is een beetje alsof je een grote gekleurde bril op hebt. Die geeft aan alles een kleurtje, ook aan mij! Dan kijk ik in de spiegel en dan lijk ik ineens niet meer op mezelf. Dat is zo gek. Het enige verschil met de bril is dat je die nog kan afzetten, maar dat lukt bij mij dan niet – want ik heb helemaal geen bril op. Toch zie ik alles vaak net iets anders dan normaal en het lukt me niet om dat te stoppen.

Er was een tijd dat ik me bijna de hele dag zo voelde, elke dag van de week. Dat was zo moeilijk. Doordat ik alles steeds iets anders zag, kon ik niet meer goed met mensen praten. Ik was bang dat ik misschien dingen zag die er niet waren, zoals in sprookjes – dan voelen dingen zo echt ook al weet je eigenlijk dat het niet helemaal kan. In die tijd bleef ik daarom maar op mijn kamer. Ik ging niet meer werken en ik wilde alleen maar slapen: niet meer eten, niet meer huilen, niet meer drinken en geen mensen om me heen.

Soms heb je vriendjes en vriendinnetjes nodig om mee te spelen, zodat je weer blij wordt, maar ook die wilde ik niet meer zien. Ik zag jou toen ook een hele tijd niet, weet je nog? Je was toen heel erg boos en verdrietig.

Nu gaat het weer wat beter met me. Dat gaat natuurlijk niet, zo alleen op de wereld zijn. Ik zie de wereld vaak nog steeds alsof ik door een gekleurde bril kijk. Alleen probeer ik er nu niet bang van te worden. Soms probeer ik het zelfs grappig te vinden, dat alles een beetje anders is. Alsof ik een stiekeme superkracht heb, die niemand anders ziet.

Ik kom weer vaker naar jou toe en ook al zijn mijn bezoekjes nog wat kort, ik probeer zo vaak mogelijk te komen. Soms ben ik gewoon wat snel moe en dan doe ik een dutje – zodat ik daarna weer wat langer en harder kan lachen. Toen je me gisteren zag huilen was dat dus eigenlijk heel goed. Het is een beetje alsof ik aan het poetsen ben in mijn hoofd en soms moet het water even wegspoelen, door mijn ogen heen naar buiten!

Ik houd van jou, lief nichtje. Soms probeer ik door jou ogen te kijken, daarin zitten zoveel mooie kleuren. Vind je dat goed? Dan houd ik je hand heel stevig vast.

Liefs, Anne

Meer ervaringsverhalen